Nieuws, mededelingen en berichten van pastoraat, bestuur en de werkvelden

Hoe houden we het warm met elkaar?

De enige manier om het dragelijk en betaalbaar te houden is zuinig met energie omgaan. Eén uur de kerk verwarmen op 21 graden kost 75 euro. Omdat onze kerk vrij vaak gebruikt wordt voor vieringen, repetities, bijeenkomsten lopen de kosten hoog op.  Daarom geven we u het advies om u goed warm te kleden en in de kerk uw jas aan te houden. Als we dan tot 18 graden verwarmen, is het best uit te houden. In de St. Jan in Den Bosch wordt niet eens gestookt! 

In de Carmelzaal, de receptie, de overige kamers mogen, als we er zijn, de verwarmingen best aan. Maar zodra we weggaan, moeten we leren de verwarming weer op nachtstand te zetten. Voorheen brandde de verwarming van 8.00 uur ’s morgens tot 23.00 uur ’s avonds. Als je bv om 18.30 uur op hield met werken, dan werd de kamer vier en een half uur voor niemand verwarmd.  Als u zelf energie thuis wil besparen – wie wil dit niet? – zet u ook de thermostaat een uur voor u naar bed gaat al lager. (Regeringsadvies) 

Energie besparen is een vorm van bewuster leven. Bewust leven dat willen we toch allemaal. Maar dan een andere vraag….

Hoe houden we elkaar warm?

Verwarming is in veel huishoudens een grote zorg. Dat de slaapkamers koud zijn is niet het ergste als je direct onder de wol kunt kruipen. Maar als je er als scholier moet studeren… Veel gezinnen hebben het moeilijk om de woonkamer goed warm te krijgen. Oudere huizen zijn vaak niet goed geïsoleerd.

De regering geeft als compensatie energiekosten iedereen € 190, -. Laten we eerlijk zijn: niet iedereen heeft dit nodig.  Ook al is een bedrag welkom op je rekening, je had je huis toch wel verwarmd zonder dat geld.

Om elkaar warm te houden kunnen we elkaar van dienst zijn.  Mensen voor wie het huis niet warm te krijgen is, kunnen een beroep doen op het Solidariteitsfonds.  Mensen die bereid zijn de € 190  af te staan ten bate van iemand die warmte nodig heeft, kunnen dat bedrag aan het Solidariteitsfonds over maken.  Hierbij de gegevens:

Heb je een hulpaanvraag, stuur dan een mail naar: solidariteit.oss@gmail.com,

geldelijke bijdragen zijn welkom

op bankrekening NL68RABO 0148 9838 47.

Hoe houden we de parochie financieel gezond?

Deze vraag kun je niet alleen aan de penningmeester overlaten en ook niet alleen aan het bestuur. Zij kunnen niet anders dan zorg dragen voor de financiën die u als parochiaan geeft!  Financiële gezondheid is op de eerste plaats uw zaak!

Dat enkele parochianen dit beseffen blijkt uit het feit dat ik de laatste tijd drie keer gevraagd ben wanneer de ‘najaar actie Kerkbalans’ komt.  Tot mijn spijt moet ik dan zeggen dat er dit jaar geen ‘najaar actie’ is. 

De achtergrond is deze. Het bisdom heeft een heel nieuw systeem van administratie aangeboden waarin ledenadministratie en financiële kerkbijdrage zijn opgenomen. Het invoeren van het systeem heeft veel tijd gekost. Het was niet zo makkelijk als gedacht. Er is hard aan gewerkt om het het komende jaar te kunnen gebruiken.

Bij de kerkbijdrage actie in januari worden alle leden van de parochie aangeschreven. Bij de herinnering aan de kerkbijdrage actie in oktober alleen die leden die vergeten zijn een bijdrage over te maken. In het oude systeem was dit onderscheid niet te maken zodat iedereen weer aangeschreven werd. Dat leidde soms tot begrijpelijk ergernis.  Het voordeel nu  is dat mensen die in januari hun bijdrage hebben gegeven in oktober niet weer gevraagd worden.

Vanaf januari 2023 zal de nieuwe administratie gebruikt gaan worden.

Ook zal dan bekend zijn hoe groot uw kerkbijdrage in 2022 was. Mocht u nu naar aanleiding te binnen schieten: “He, ik heb dit jaar mijn bijdrage nog niet betaald!”, dan is uw St. Nicolaasgift of Kerstgave nog steeds welkom op

Bank : NL 87 RABO 01404347 98 ten name van Titus Brandsmaparochie te Oss

Want…

OECUMENISCHE GESPREKSMAALTIJD:

wat is heilig voor jou?”

Dit jaar hebben we ervoor gekozen om met ons oecumenisch programma aan te sluiten bij het thema van de PKN: ‘Aan tafel: Van de Maaltijd van de Heer naar de tafel van verbinding’

Zoek met ons naar een nieuwe manier van kerk-zijn

Graag willen we dit jaar letterlijk met elkaar aan tafel gaan, elkaar ontmoeten tijdens een maaltijd en tot dieper gesprek komen over verschillende thema’s.

De eerste maaltijd staat gepland voor komende donderdag, 17 november om 17u in de st. Jozefkerk. We willen met elkaar in gesprek over heiligheid. Het is een oud woord dat wellicht wat weerstand oproept. Wat verstaan we onder heiligheid? En wat is jou heilig? 

Met dit thema hopen we elkaar te ontmoeten, tot gesprek te komen, en natuurlijk een gezellige avond met elkaar te hebben.

Om tegemoet te komen in de kosten vragen we om een vrijwillige financiele bijdrage voor deze avond.

Als u bij deze gespreksmaaltijd aanwezig wilt zijn: geeft u zich dan op voor 16 november door een mail te sturen naar: oecumenischprogramma@outlook.com

1942 — Titus Brandsma wordt gevangen genomen en naar het “Oranje Hotel” in Scheveningen gebracht

Op 20 januari wordt Titus Brandsma opgepakt door de Duitsers en gevangen gezet in het Oranjehotel in Scheveningen. Dat was in de Tweede Wereldoorlog een (Duitse) gevangenis waar Nederlanders die zich tegen de Duitse bezetter verzetten werden verhoord en (meestal) berecht. Voor de meeste gevangenen duurde de gevangenschap daar niet lang. Vaak werd berechtiging gevolgd door verdere gevangenschap in Duitsland. Of tot executie in de duinen op de Waalsdorpervlakte. Naar schatting hebben 25.000 Nederlanders in Scheveningen gevangen gezeten, en zijn er in de duinen bij Den Haag 250 vermoord.

De dag ervoor, op 19 januari 1942, werd hij in zijn klooster aan de Doddendaal te Nijmegen gearresteerd. Hij was net terug van zijn rondreis langs de kranten en overlegde op dat moment met zijn vriend Gerard Bodewes, tevens de directeur van dagblad De Gelderlander, over  de voortgang van het verzet. Ook wilde hij het advies van Titus Brandsma over de benoeming van een nieuwe hoofdredacteur bij zijn krant, waarbij hij vanuit Den Haag onder zware druk werd gezet een NSB’er te benoemen. Uiteindelijk zou Bodewes zijn laatste krant op 14 maart 1942 uitbrengen.

Joan Hemels kwam in zijn recent uitgebrachte boek met de verklaring dat de zoon van een Eindhovense hoofdredacteur aan de Duitsers heeft verraden op welke tijdstippen Brandsma op verschillende locaties zou zijn. De vader heeft de Nijmeegse prior gewaarschuwd, waarop Brandsma vervolgens een aantal dagen uit voorzorg niet is verschenen op zijn woonadres. Prior Verhallen had telefonisch na een paar dagen aan Titus laten weten “dat in Nijmegen de kust veilig was en dat hij best terug kon keren”.

Twee agenten van de Duitse Sicherheitspolizei (SD) voerden hem weg en brachten hem over naar de Koepelgevangenis in Arnhem. Van daaruit werd hij op 20 januari 1942 overgebracht naar het beruchte “Oranjehotel” in Den Haag en in cel 577 opgesloten. Hij verblijft daar zeven weken en wordt herhaaldelijk verhoord door SD-Hauptscharführer Hardegen. Deze gebruikt daarbij een geheim stuk uit Berlijn  waarin Titus Brandsma wordt genoemd als de jarenlange leidende man van perscampagnes tegen het nationaal-socialisme.

Foto van (de replica) van cel 577 van het Oranjehotel in Scheveningen, waar Titus Brandsma in 1942 gevangen werd gezet

Op de derde dag in Scheveningen moet Brandsma een schriftelijke verklaring opstellen waarin hij dient aan te geven waarom het Nederlandse volk en met name het katholieke deel daarvan zich verzette tegen de NSB. Hij stelt dat de NSB een anti-nationaal karakter heeft dat op geen enkele manier aansluit bij de historische ontwikkeling van Nederland. En in de samenleving geen enkele aansluiting tussen de NSB en bestaande sociaal-culturele organisaties bestond, en ook niet met de geldende normen en waarden. Hij stelt dat de NSB in heel haar wezen een vreemde eend in de bijt was. Als tweede argument voert hij aan dat iedereen inzag dat de leiders van de NSB in verregaande mate onbekwaam en ongeschikt waren om leiding te geven. De afhankelijkheid van de NSB van de Duitsers onderstreept dat, zo stel hij, en is bovendien voor het besef van nationale eigenwaarde van de Nederlanders.

Uit de verhoren concludeert Hardegen dat duidelijk is dat aartsbisschop de Jong en Titus Brandsma de drijvende krachten zijn achter de sabotageplannen tegen het Duitse streven de Nederlandse bevolking via de pers in nationaalsocialistische richting te krijgen. In een latere verklaring gaf Hardegen aan welke andere overweging een belangrijke rol speelde:

“De deutschfeindliche houding van pater Brandsma is van oude datum. Hij heeft tegen de Jodenpolitiek geschreven, zeer krasse uitdrukkingen gebruikt; hij heeft een militant anti-nationaal-socialistisch standpunt; ja, hij is principieel anti-nationaal-socialist en laat dat overal blijken, onder professoren, als voorzitter van de scholen, etc”.

Voor Hardegen was de conclusie dan ook volstrekt logisch en duidelijk, namelijk dat:

“…het gewettigd lijkt professor Brandsma gedurende lange tijd in verzekerde bewaring te stellen.”

Titus Brandsma zat hier gevangen voor verhoor van 20 januari tot 12 maart 1942. Van hier werd hij overgebracht naar Kamp Amersfoort. Hierna werd hij opnieuw naar Scheveningen gebracht voor verder verhoor, van 28 april tot 16 mei 1942. Van Scheveningen werd hij direct verder gebracht naar de gevangenis van Kleve, Duitsland.

Titus wekt de indruk zijn eerste verblijf in de gevangenis als een rustpunt te beschouwen, wanneer hij op 12-13 februari 1942 schrijft:

O, Jezus als ik U aanschouw,
Dan leeft weer dat ik van U hou,
En dat ook uw hart mij bemint,
Nog wel als uw bijzondre vriend.

 

Al vraagt mij dat meer lijdensmoed,
Och, alle lijden is mij goed,
Omdat ik daardoor U gelijk,
En dit de weg is naar uw Rijk.

 

Ik ben gelukkig in mijn leed,
Omdat ik het geen leed meer weet,
Maar ‘t alleruitverkorenst lot,
Dat mij vereent met U, o God.

 

O, laat mij hier maar stil alleen,
Het kil en koud zijn om mij heen,
En laat geen mensen bij mij toe:
‘t Alleen zijn word ik hier niet moe.

 

Want Gij, o Jezus, zijt bij mij,
Ik was U nimmer zo nabij.
Blijf bij, bij mij, Jezus zoet,
Uw bijzijn maakt mij alles goed.

Bronnen:

1840 – Koning Willem II heft verbod op uitbreiding katholieke ordes op; Karmelieten blazen Boxmeer nieuw leven in

In 1840 heft koning Willem II het verbod op om nieuwe leerlingen (novicen) aan te nemen bij katholieke kloosters. Dat verbod goldt al sinds de Franse bezetting van Nederland door Napoleon Bonaparte en was door Willem I, de vader van de koning in daarna in standgehouden.

Op dat moment telt het Boxmeerse karmelietenklooster nog maar drie paters. Maar meteen na de opheffen van het verbod melden zich nieuwe leden, en worden nieuwe kloosters gesticht, waaronder die in Zenderen in 1855 en in Oss in 1890. Die groei zal uiteindelijk aanhouden tot in de jaren 1960.

Vanouds combineert de orde actief en contemplatief leven. De nieuwe kloosters zijn gekoppeld zijn aan categoriale en parochiële zielzorg en/of middelbaar onderwijs. De eigen opleiding en de wetenschappelijke vorming krijgen meer aandacht. De Karmel wordt steeds actiever en verwerft zich een plaats binnen katholiek Nederland. Nederlandse karmelieten droegen uiteindelijke bij aan de opbouw van de orde in Europa en elders. Zij (her)stichtten provincies in Duitsland, Brazilië, Indonesië en de Filippijnen.

Bronnen:

1842 – Joannes Zwijsen wordt bisschop zonder bisdom

Joannes Zwijsen wordt geboren op 28 augustus 1794 in Kerkdriel als eerste van 10 kinderen van een molenaarsgezin. De molenaar had van zijn vorige gestorven vrouw ook drie kinderen. Het is de periode van de Bataafse Republiek en het Franse keizerrijk, toen er nog geen Nederlandse bisdommen waren en er tussen de Hollanders en Fransen volop in Noord-Brabant gevochten werd.

Op z’n twaalde moet hij naar de Franse School in Reek, een kostschool die een soort voorloper van het vmbo was. Hij loopt daar twee keer weg, maar wordt telkens door zijn vader teruggebracht. Dan volgt hij het traject dat tot priesterwijding moet leiden en in die tijd gebruikelijk was; eerst naar de Latijnse School (voorloper van het gymnasium), in Uden van 1808 tot 1810 en daarna in Helmond van 1810 tot 1813, en hij gaat studeren van 1813 tot 1817 aan het grootseminarie van Herlaer in Sint-Michielsgestel.

Zijn werk als pastoor begin hij in de parochie van ‘t Heike (de Sint-Dionysiusparochie) in Tilburg. Daarna wordt hij kapelaan in Schijndel, en in 1828 pastoor in Best. Daar laat hij zien naast zachtmoedig inderdaad ook ‘sterk’ op te kunnen treden toen hij de discipline bij het kerkkoor streng aanpakte.

In 1829 houdt hij op eigen initiatief een toespraak voor koning Willem II die hem daardoor in zijn koets uitnodigt. Dat levert een bijzondere en nauwe vriendschap op die duurt tot het overlijden van de koning in 1849. De vriendschap zal grote gevolgen hebben voor de positie en acceptatie van de katholieke kerk in Nederland, en van die voor het (protestantse) koningshuis in (katholiek) Brabant. Zo bereiden de twee samen met Thorbecke de  scheiding tussen kerk en staat in de Grondwet voor.

In 1832 wordt Zwijsen pastoor van ‘t Heike, waar veel arme textielarbeiders wonen. Meer nog dan in Best wordt Zwijsen in Tilburg getroffen door de armzalige omstandigheden van de bevolking. Ze hebben amper onderwijsvoorzieningen, en van armenzorg of verpleging was geen sprake. Hij zoekt naar een manier om dat te verbeteren en sticht daarim in 1832 de congregatie van de Zusters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid stichtte, ook wel de Zusters van Liefde genoemd. Hij schrijft daarover:

“Ik had niets anders op het oog dan het oprichten eener school, waarin de arme kinderen zouden onderwezen worden in lezen, schrijven, naaien en breien.”

Dat lukte en de congregatie groeit enorm; toen hij in 1877 overleed, waren er vestigingen op 76 plaatsen in binnen- en buitenland op de gebieden van onderwijs, ziekenverzorging, bejaardenzorg en de zorg voor weeskinderen. Zo ook in Oss waar zij het ziekenhuis St. Anna oprichten (het latere Bernhoven), voor de ouderzorg het Sint Leonardus Gesticht (later Vita Nova, nu De Wellen van Brabant Zorg),  en het onderwijs (MMS Regina Mundi, het huidige Maasland College van OMO, de  huishoudschool mgr. Zwijsen, uiteindelijk onderdeel geworden van Het Hooghuis locatie Oss Zuid/Oss West van Stichting Carmelcollege). Bijzonder is dat hij aandacht bleef besteden aan de sociale nood, zonder te werken aan de oorzaak daarvan (TODO?).

Op 17 april 1842 ontvangt Joannes Zwijsen de titel bisschop. Maar omdat er in Nederland tot 1853 geen katholiek kerkelijk bestuur was toegestaan, werd hem een symbolische “missie”-bisdom toegekend; dat van Gerra, een andere naam voor Egypte. Bij zijn benoeming hoorde ook het recht van opvolging van de bisschop van het voorlopige bisdom Den Bosch.

In diezelfde periode sticht Zwijsen een congregatie van mannelijke religieuzen, speciaal gericht op de opvoeding en het onderwijs van achtergestelde kinderen. Net als de door hem gestichte zustercongregatie wijdde hij de broeders toe aan Onze Lieve Vrouw van de Barmhartigheid. De broedercongregatie werd bekend onder de naam Fraters van Tilburg.

Omdat hij heel goede contacten had met het voorlopige kerkelijke bestuur, koning Willem II en de Nederlandse minister van Katholieke Eredienst wordt hij in 1847 door de paus benoemd tot tijdelijke bestuurder van katholiek Nederland en daarmee de leidinggevende van alle tijdelijke bisschoppen.

Op 13 oktober 1851 overlijdt zijn voorganger monseigneur Den Dubbelden en wordt Joannes Zwijsen de bisschop van het voorlopige bisdom ‘s-Hertogenbosch (officieel: apostolische vicaris van ‘s-Hertogenbosch).

Met het concordaat dat paus Leo XII in 1827 met koning Willem I had gesloten, begonnen de plannen om de bisschoppelijk hiërarchie in Nederland te herstellen. Koning Willem II, die de katholieken goed gezind was, besloot de gesprekken met Rome hierover te intensiveren. Op 4 maart 1853 werd het herstel van de hiërarchie een feit met de pauselijke bul Ex qua die arcano. Daarmee werd het apostolisch vicariaat van ‘s-Hertogenbosch verheven tot bisdom. De apostolische administrator van dit nieuwe diocees werd Zwijsen. Hij werd geen diocesaan bisschop van Den Bosch, omdat de paus hem ook had benoemd tot hoofd van het nieuwe aartsbisdom Utrecht.

Aartsbisschop van Utrecht
Zwijsen was niet blij met zijn benoeming. Als het aan hem had gelegen dan was Utrecht geen aartsbisdom geworden maar ‘s-Hertogenbosch. De paus besliste anders en wees Zwijsen aan als metropoliet van Utrecht. Zwijsen gehoorzaamde. Op 21 april 1853 nam hij bezit van de aartsbisschoppelijke zetel. Zwijsen was daarbij niet zelf in Utrecht aanwezig. Hij vond het vanwege de politieke crisis die door het herstel van de kerkelijke hiërarchie was ontstaan, verstandiger zich te laten vertegenwoordigen door zijn secretaris. Op 7 november 1853 legde bisschop Joannes van Hooydonk van Breda namens de paus hem in grootseminarie Bovendonk te Hoeven het pallium op, het teken van metropolitane waardigheid en aanhankelijkheid aan de Heilige Stoel.

Huize Gerra
Zwijsen mocht zich van de regering niet in zijn residentiestad Utrecht vestigen. Hij liet daarom in Noord-Brabant een huis voor zichzelf bouwen. Het bevond zich tussen Den Bosch en Tilburg, bij het grootseminarie in Haaren. De woning noemde hij Huize Gerra, naar de naam van zijn titulair bisdom.

Krachtig bestuurder
Het aartsbisdom Utrecht omvatte de provincies Gelderland boven de Waal, Utrecht, Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen. Zwijsen nam de organisatie van het nieuwe aartsdiocees krachtig ter hand. Hij stichtte parochies en richtte dekenaten op. In 1857 richtte hij het aartsdiocesaan grootseminarie Rijsenburg op. Zwijsens biograaf Jan Peijnenburg (1996) schreef dat “hij tegenover zijn priesters strèng èn met veel begrip optrad”; “Inzake liturgie en vroomheid, met name als het gaat over de sacramenten van biecht en huwelijk, ontmoeten we een wettische man, soms zelfs op het scrupuleuze af.”

Mysterieuze moordaanslag
In de nacht van 14 op 15 juli 1863 vond in Huize Gerra een moordaanslag op de aartsbisschop plaats. Zwijsen werd badend in het bloed aangetroffen, met een kogel in zijn lichaam. Ook was er 5.000 gulden gestolen. De zaak is nooit opgelost. De aartsbisschop herstelde snel en vestigde zich voorlopig in het Fraterhuis in Tilburg. De aanslag is mogelijk de aanleiding geweest voor Zwijsens verhuizing naar Den Bosch. Op 14 maart 1864 kocht hij een herenhuis in de Peperstraat, dat nog steeds dienst doet als bisschoppelijk paleis.

Provinciaal Concilie
In 1865 presideerde aartsbisschop Zwijsen het Provinciaal Concilie, gehouden in de Sint-Janskathedraal in ‘s-Hertogenbosch. Dit concilie beoogde de strakke ordening van de Nederlandse kerkprovincie en de emancipatie van het katholieke volksdeel. De kerkelijke doctrine werd nauwelijks tot niet besproken. Veel aandacht werd er besteed aan de organisatie van de catechese.

Concilievader Vaticanum I
Als voorzitter van het Nederlandse episcopaat had Zwijsen grote invloed bij de bisschopsbenoemingen door de paus. Rome bezocht hij driemaal: in 1854 bij de afkondiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis, in 1862 toen hij regelde dat Andreas Schaepman zijn opvolger zou worden, en in 1870 bij het Eerste Vaticaans Concilie.

Bisschop van Den Bosch
Begin 1868 verzocht Zwijsen de paus hem te ontslaan van het zware ambt van aartsbisschop. Op 4 februari 1868 verleende Pius IX hem eervol ontslag als aartsbisschop van Utrecht; tegelijk benoemde de paus hem tot diocesaan bisschop van ‘s-Hertogenbosch, waarvan hij al sinds 1853 de administrator was. Hij droeg de titel aartsbisschop-bisschop. Tot het laatst toe heeft hij krachtig leiding gegeven aan het bestuur van zijn thuisbisdom.

Bronnen: